maandag 25 juli 2011

De Vechtbrug / De Brink

"De brug bij Wamelink." Er zijn nog genoeg Hardenbergers die weten welke brug daarmee wordt bedoeld. Wie het niet weet moet maar eens het boekje "Hardenberg de eeuwen door" van meester Roosjen in de bibliotheek lenen of het bij een plaatselijke boekhandel aanschaffen. Als je de omslag bekijkt weet je meteen om welke brug het gaat. "De oude Vechtbrug", zegt men tegenwoordig ook wel, hoewel men 40 jaar geleden sprak van "de nieuwe Vechtbrug". De dichter Guillaume van der Graft, die van 1946 tot 1950 predikant van de Nederlands Hervormde Kerk in Hardenberg was, schreef erover in het gedicht 'Jongens en meisjes':

...En door die verkalte ader
van een Voorstraat met zijn verschrikte
huizen, heen naar de bocht
van het kerkhof en dan
terug naar de nieuwe brug...




Die naam, "Oude Vechtbrug", dankt zij aan het gegeven dat Hardenberg momenteel 4 Vechtbruggen telt waarvan deze de oudste is. Officieel is het een brug zonder naam. De 3 andere bruggen dragen geografische- of adellijke namen (Asjeskampbrug, Prins Bernhardbrug, Prins Willem-Alexanderbrug), maar de oudste brug is naamloos. Eeuwenlang was dit in Hardenberg de enige brug over de Vecht, en dan is de behoefte aan een naam niet zo groot.

Deze oudste brug over de Vecht stamt uit 1949. Zij diende ter vervanging van een noodbrug, een Bailey-brug die in 1947 tussen de Brink en de Eiermarkt (tegenwoordig Oude Bosch) werd gelegd. Het verkeer vanaf de Brink moest dan langs de Lage Doelen. In een verkeershuisje op de Eiermarkt regelde de politie het verkeer met verkeerslichten. Maar niet iedereen stoorde zich aan de lichten. Zo reed burgemeester Van Oorschot eens door rood, terwijl er van de Heemser kant een tankwagen naderde. Halverwege de brug kwamen ze elkaar tegen. Van Oorschot, die naar men zegt het vloeken moet hebben uitgevonden, maakte de tankwagen-chauffeur duidelijk dat hij moest "opsodemieteren". De chauffeur wist echter van geen wijken. Toen de burgemeester hem vroeg of hij wel wist wie hij tegenover zich had, antwoordde de chauffeur: "Al was je de koningin, dan ging ik nog niet opzij. Maar ik zou maar maken dat ik weg kwam als ik je was." Tegelijkertijd liet hij de motor van de vrachtwagen flink ronken. Van Oorschot was blijkbaar toch wat geïmponeerd door de chauffeur, want hij maakte tenslotte mopperend rechtsomkeer.

Die Bailey-brug werd gelegd omdat de oude Vechtbrug was opgeruimd. Dat opruimen is, zou je kunnen zeggen, in delen gebeurd. De eerste keer was op 10 mei 1940, toen Nederlandse soldaten de brug de lucht in lieten vliegen om de Duitse opmars te vertragen. In alle haast werd zij door de Duitsers weer enigszins bruikbaar gemaakt. Maar toen 6 april 1945 de Duitsers weer de andere kant op gingen, werd de brug opnieuw opgeblazen. En weer werd zij enigszins bruikbaar gemaakt. Niet echt volledig hersteld, omdat men toch al van plan was een nieuwe brug te leggen. Die nieuwe brug was nodig, omdat de Vecht verbreed zou worden, zodat het water beter afgevoerd kon worden. Echter, voordat de nieuwe brug geplaatst was, moest men nog een keer de oude brug repareren. In 1946 kreeg men te maken met een plotseling opkomende ijsgang. Bij 't Holt, ter hoogte van het Jeudenbargie, waren zelfs ijsdammen ontstaan, die door militairen werden opgeblazen. De bevolking van Hardenberg kon niet meer opgeroepen worden om met ijshaken de ijsschotsen bij de brug weg te houden, zoals vroeger, toen dit tot de plichten behoorde van iedereen die het burgerrecht van de Stad Hardenberg bezat, zodat de brug erg werd gehavend. Toen de oude brug was opgeruimd werd de nieuwe brug op 26 april 1949 aanbesteed. De bouw was voor Hardenberg een geweldig stuk werk. Ongeveer 70 betonnen palen van 14 meter lang zijn de bodem in geheid. In tegenstelling tot haar voorgangers werd de nieuwe brug geen ophaalbrug. Om een doorvaart mogelijk te maken voor bagger- en zuigerschepen, die nodig zouden kunnen zijn voor verbetering en onderhoud van de Vecht beneden Hardenberg, werd een los gedeelte gemaakt van 7 meter lengte, dat met een schuit weggevaren kan worden. Was de oude brug slechts 4 meter breed, de nieuwe werd ruim 7½ meter breed gemaakt: een wegdek van 5 meter met aan weerszijden een trottoir van 1.28 meter. De totale lengte is 52 meter. De totale bouwkosten bedroegen f 90.000,-.




Op dinsdag 20 december 1949 werd de brug feestelijk geopend voor het verkeer en door Rijks Waterstaat aan de gemeente Hardenberg overgedragen. Om even over half drie 's middags arriveerden B&W met genodigden bij de brug, waar het zwart zag van geïnteresseerde Hardenbergers. Nadat de Hoofdingenieur-directeur van Rijks-Waterstaat de rij sprekers had geopend, was het de beurt aan burgemeester Van Oorschot. Blijkbaar bestond er nog veel rivaliteit tussen de bewoners van beide Vechtoevers, want in zijn rede sprak de burgemeester de hoop uit dat de nieuwe brug de band mocht zijn tussen Hardenberg en Heemse. De officiële openingshandeling werd verricht door mevrouw Van Oorschot, die een lint doorknipte. Om het feestelijk karakter van de opening te versterken werd de brug enkele avonden lang in de schijnwerpers gezet ("geïllumineerd", schreef men in 1949). Op de openingsdag zorgden de politiemannen, die maandenlang het verkeer hadden geregeld vanaf een wachthuisje op de Eiermarkt, voor een ludieke actie. Het oude, kleine kacheltje was uit het wachthuisje gehaald en met touwen boven in de boom achter het huisje vastgemaakt. Erbij hing een groot stuk karton waarop te lezen stond: "Hier heb ik jaren lang gerookt. Toch word ik hoog gehouden." Op het wachthuisje was met koeieletters geschilderd: "TE KOOP" , en over de Vecht schalde uit de luidspreker "Hup, Holland, hup."

Of de brug die band, waarover burgemeester Van Oorschot sprak, ook is geworden, mag betwijfeld worden, want zelfs in het Economisch Bulletin van de Regio Ijssel-Vecht wordt anno 1992 nog gesproken van "een stad die zich als het ware met de rug naar de rivier keert". En dus ook met de rug naar Heemse. Er zijn echter plannen gemaakt om de omgeving van de oude Vechtbrug drastisch te veranderen. Er is een kanoroute met stroomversnelling gepland, er komt een stadstuin met skeelerbaan, een surfplas en uiteraard een horecagelegenheid. Men kan dus weer z'n geld kwijt bij de oude Vechtbrug. Eigenlijk net als vroeger, alleen moest men toen betalen om over de brug te mogen of er onder door te varen. Nabij de oude brug moest men namelijk tol betalen. Stadssecretaris Van Riemsdijk schreef eind 18e eeuw dat Bisschop Jan van Arkel op 26 juli 1364 van keizer Karel de Vierde gedaan wist te krijgen, dat er in Hardenberg tol mocht worden geheven. Wie niet betaalde werd flink gestraft. Als een schipper namelijk erop betrapt werd dat hij zonder tol te betalen Hardenberg wilde passeren, verbeurde hij schip en lading. De helft van de opbrengst was voor de overheid, een kwart voor degene die de schipper had aangebracht en een kwart voor de tollenaar. Volgens Van Riemsdijk staat in de stadsaantekeningen dat de Stad Hardenberg deze tol al vanaf de 16e eeuw in pacht bezat. Eén van de 'tollenaars' was Willem Nijman. Hij moest niet alleen de tolgelden in ontvangst nemen (waarvan 7% voor hem was), maar hij moest ook aan het begin van het jaar de jaarlijkse pachtsom van f 600,- naar de rentmeester der Domeinen in Raalte brengen. Op 1 januari 1817 is het weer zover: met de f 600,- in zilvergeld in een reiszak op z'n rug gaat Willem op pad. Maar tussen Mariënberg en Den Ham, ter hoogte van Beerze, wordt hij 's morgens om half vijf overvallen door twee hem onbekende mannen. Eerst meent hij nog met twee kommiessen te maken te hebben, maar al gauw bemerkt hij dat hij in handen is gevallen van rovers. Van achter een heuveltje bespringen ze hem en onder bedreiging met een pistool bevelen ze hem zijn bezit af te staan. Nijman zegt nog wel dat hij niks bij zich heeft, maar de twee geloven hem niet. Zij nemen hem z'n geld af en verdwijnen met de vette buit in de richting van Den Ham. Van het signalement van de rovers weet Nijman later niets anders te zeggen, dan dat de één veel groter was dan de andere. Verder gaan heeft geen zin, en zo komt hij met een lege reiszak en een onvoldane kwitantie weer terug in Hardenberg, waar de overval al spoedig het onderwerp van de gesprekken is. Nijman staat heel gunstig bekend, zodat er aan fantasie of bedrog niet wordt gedacht. Hij is arm, na het overlijden van zijn vrouw bleef hij met enige kinderen achter. Van hem is dus niets te halen en het hele geval wordt een schadepost voor de stad.



Hetzelfde verhaal komen we tegen, in een mengvorm van fictie en feiten, in het al eerder genoemde boekje van meester Roosjen. Hij laat 'tollenaar' Nijman aan de Toldijk wonen. Die Toldijk is er nog steeds, alleen heet de straat nu De Brink. In de volksmond spreekt men zelfs van 'Triëst', naar de Italiaanse grensstad Triëst, die eigenlijk niet bij Italië, maar ook niet bij (het voormalige) Joegoslavië hoort, net zoals De Brink niet bij Hardenberg en ook niet bij Heemse hoort.

Die Toldijk/Brink was eeuwenlang de zuidelijke toegangsweg van Hardenberg. Tot in de 60-er jaren een smalle weg, maar in 1962 zou daar wat aan worden gedaan, getuige onderstaand krantenberichtje uit het Sallands Volksblad:
Heemse - In opdracht van het gemeentebestuur treft de Heide Mij. voorbereidingen om de straatweg over De Brink te verbreden. Aan verreweg de meeste eigenaren van aangrenzende panden is om medewerking verzocht. Hun is gevraagd om grond tegen een redelijke vergoeding af te staan. Enkele winkels staan echter reeds vlak aan het trottoir, maar van andere aanwonenden zal 2 meter breedte worden gevraagd. Velen gaan hiermee hun tuintje kwijt. Het steeds drukker wordend verkeer eist echter deze maatregel.

Tsja, de gemeente kon wel vragen, maar daarmee had ze het nog niet. En het verkeer kon wel eisen, maar niet iedereen had daar een boodschap aan. Nu nog is te zien, dat de gemeente haar zin niet kreeg. Bij de firma Brunink, tegenover Bakker Battjes, ligt een parkeerstrook. Zo'n parkeerstrook zou eigenlijk aan beide zijden van De Brink moeten liggen. Maar vanaf Kerkdijk, richting Vechtbrug, ontbreekt de strook. De bewoners van die panden waren niet van plan 2 meter grond af te staan, omdat ze het verkeer niet zo dicht langs de ramen wilden hebben. Een bijkomstigheid was dat de bewoners aan de zuidzijde minder geld voor de grond zouden ontvangen dan de bewoners aan de noordzijde, omdat dat terrein als bouwgrond te boek stond.
Brunink (kachels) en Willering (schilderswinkel) wilden wel verkopen, omdat zij dan parkeerruimte voor hun winkels zouden hebben. Ook de voorganger van Battjes, bakker Miskotte, wilde zijn grond wel verkopen. De Commissie van Bijstand Landerijen in de gemeente Hardenberg, die de grondaankopen regelde, met als voorzitter wethouder Snel en als secretaris de gemeentesecretaris Jonker, had een strook van zo'n 75 centimeter vóór de winkel en het huis van Miskotte nodig. Als vergoeding zou hij voor 10 m² grond het bedrag van 10 gulden ontvangen.
Miskotte had zelfs al het hekwerk van zijn tuin een stuk naar achteren geplaatst, toen er toch nog een kink in de kabel kwam. Als Miskotte de grond aan de gemeente zou verkopen, zouden een luifel en een uithangbord boven de gemeentegrond hangen, waardoor hij precariorechten zou moeten betalen. Met wethouder Snel had Miskotte afgesproken dat bij de overdracht van de grond zwart op wit zou komen te staan dat Miskotte die precariorechten niet behoefde te betalen. Op een donderdagavond, na winkelsluiting, zou Snel bij Miskotte langskomen om de papieren te tekenen. Helaas overleed wethouder Snel de dag ervoor. Met de secretaris zou de zaak verder afgehandeld worden. Maar die deelde mee dat de oude afspraken niet meer golden: toen was toen, Snel was overleden, nu zouden andere wetten gelden. Vanaf dat moment veranderde de houding van Miskotte volkomen: de grond werd niet verkocht.

Als "repressaille-maatregel" besloot de gemeente een deel van het trottoir niet te betegelen. En dus moest Miskotte zelf een strook van 2 tegels breed leggen, om zijn klanten met schone voeten de winkel te laten betreden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten